Het Grondwettelijk Hof heeft een beroep verworpen tegen de wet van november vorig jaar die het mogelijk maakt dat verpleegkundige activiteiten in het kader van de coronacrisis tijdelijk kunnen worden uitgeoefend door personen die wettelijk daartoe niet bevoegd zijn.
De wet van 6 november staat uitzonderlijk en tijdelijk toe dat bepaalde verpleegkundige taken gedelegeerd kunnen worden aan mensen die daar in principe (nog) niet voor zijn opgeleid, zoals studenten. Hoewel de doelstelling beperkt blijft tot de coronacrisis, stuitte de wet op ongenoegen bij beroepsorganisaties en vakbonden, die ijverden voor structurele versterking van de gezondheidszorg en een herwaardering van het beroep.
Nadat het Grondwettelijk Hof in december al een verzoek tot opschorting van de wet had afgewezen, verwerpt het Hof nu ook het beroep tot vernietiging dat een aantal verplegers en de beroepsorganisatie Union4U hadden ingediend.
In het arrest onderstreept het Hof dat een kader met strikte voorwaarden voor interventies van niet-verpleegkundigen is vastgelegd, dat de wet een duidelijk tijdelijk karakter heeft en tot doel heeft om bij te dragen aan het beheersen van de acute fase van een uitzonderlijk ernstige gezondheidscrisis.
De wet was oorspronkelijk van kracht tot 1 april, maar deze week is een koninklijk besluit gepubliceerd dat de geldigheid met zes maanden verlengt tot 1 oktober.