Cirrose als gevolg van overmatig alcoholgebruik is een van de vaakst voorkomende indicaties voor levertransplantatie. Over die indicatie blijft echter controverse bestaan omdat de perceptie leeft dat de patiënt de aandoening zelf veroorzaakt heeft en dat het risico bestaat dat hij of zij na de transplantatie weer alcohol gaat drinken. In de meeste centra werd vroeger de ‘zesmaandenregel’ toegepast, die stelt dat patiënten minstens zes maanden nuchter moeten zijn voor ze op de wachtlijst voor transplantatie gezet worden.
Ondertussen is aangetoond dat de duur van de onthouding korter dan zes maanden kan zijn als de patiënten goed geselecteerd worden. Een vroege transplantatie bij patiënten met acute hepatitis door alcoholgebruik die niet reageert op de behandeling met corticosteroïden is nu een erkende behandeling. We weten immers dat die aanpak de overleving verhoogt als de patiënten strikt geselecteerd worden. De toegang van die patiënten tot transplantatie blijft echter sterk variëren. Om het risico op terugval na de levertransplantatie te beperken, is het van cruciaal belang dat patiënten die in aanmerking komen voor een levertransplantatie geëvalueerd worden door een multidisciplinair team dat een verslavingsdeskundige omvat.
Als gevolg van hun alcoholgebruik lopen deze patiënten trouwens ook meer risico op bepaalde comorbiditeit, en die moet voor de transplantatie geëvalueerd worden. Bij de controle na de levertransplantatie moet een eventueel recidief van het alcoholgebruik ook vroeg opgespoord worden, en moeten de patiënten gescreend worden op cardiovasculaire risico’s en de-novotumoren, aangezien hun risico daarop groter is.