"Je moet jezelf ook limieten opleggen" (dr. Olivier Henry)

Dokter Olivier Henry staat tijdens de Olympische Spelen in Parijs onder anderen de judoka’s bij. Maar eerst is er nog het EK voetbal in Duitsland.  Hij werkt er onder meer mee aan de dopingcontroles.

Dokter Olivier Henry is een ervaren arts, zeker als het op grote toernooien en Olympische Spelen aankomt. Voor de Belgische voetbalbond ging hij in 2007 als arts mee naar het EK voor -21 in Nederland, waar de ploeg - de generatie van Jan Vertonghen, Thomas Vermaelen, Marouane Fellaini en Vincent Kompany onder anderen - zich plaatste voor de Olympische Spelen in Peking van 2008. In Peking was dr. Henry erbij als arts voor het voetbalteam, op de Spelen in Rio volgde hij voor het BOIC het judo, de taekwondo en het hockey op. Op de Spelen in Tokio was hij de liaison officer tussen het team en de plaatselijke overheid voor wat betreft de covidmaatregelen, net als tijdens de Winterspelen in Peking. Voor de Spelen in Parijs is hij onder andere verantwoordelijk voor de logistiek.

Hoe verloopt de logistieke voorbereiding?

Olivier Henry: “Logistiek is het iets gemakkelijker dan bij de andere Spelen. De afstanden zijn korter en je blijft in de Schengenzone. De moeilijkheid in Frankrijk is dat op veel verschillende locaties gesport wordt. We hebben alle materiaal moeten opdelen. In Rio en Tokio hadden we twee keer een basiskamp ter plaatse, nu hebben we basiskampen in Kortrijk, Gent, Antwerpen en Louvain-la-Neuve. We splitsen ook daar alle materiaal op. Dus op papier is het makkelijker, maar in de praktijk blijft het ingewikkeld.”

Wat nemen jullie als medische staf allemaal mee?

“Op de Spelen zelf is er een centrale apotheek, een dagkliniek en zijn er zalen met kinesitherapeuten en osteopaten, maar dat is meer voorhanden voor kleinere landen met beperktere middelen dan wij. Voor ons is het makkelijker om zelf materiaal mee te nemen. We houden ’s ochtends een permanentie, van ongeveer halfacht tot tien uur. Dan is het handig als we alles bij de hand hebben.”

U hebt vooral een band met het judo.

“Judo beslaat een groot deel van mijn activiteiten. Ik ken de judoka’s al een tijdje. Toma Nikiforov ken ik zelfs al van bij zijn geboorte.”

Hoezo?

“Zijn vader deed judo bij een club in Schaarbeek. In de jaren 90 wilden ze met hun judoclub een record breken om in het Guinness Book of World Records te komen. Ze hadden mij gecontacteerd om hun 24 uur durende judosessie medisch op te volgen. Zo heb ik hem en zijn ouders leren kennen. Mijn kinderen deden ook aan judo in de club - Nikiforov heeft min of meer dezelfde leeftijd - waardoor ik tijdens tornooien veel jonge judoka’s heb gezien als arts. Maar ik kom ook geregeld bij het taekwondo, waar we een atlete hebben met een grote kans op een medaille.”

Sarah Chaâri, die topsport combineert met studies geneeskunde.

“Het is fantastisch hoe ze dat weet te combineren, sport en studies op hoog niveau. De taekwondofederatie is erin geslaagd haar planning goed te regelen. Ik woon vlak bij het Adeps-sportcentrum in Oudergem. Als de taekwondoatleten daar langskomen is zij er nooit bij. Zij kan in Anderlecht blijven trainen, om zich niet te veel te moeten verplaatsen in dit zware jaar.”

Hoe anders is het om als arts te werken met een topsporter die zelf thuis is in de geneeskunde?

“Iemand die medische studies doet, opent in het gesprek andere deuren door zijn kennis, maar sluit er ook, die naar alternatieve geneeswijzen bijvoorbeeld. Soms win je daardoor tijd, maar dat geldt eigenlijk voor alle topsporters. De meeste topatleten kennen heel goed hun lichaam. Matthias Casse (judoka, red.) bijvoorbeeld is zich heel bewust van zijn lichaam. Hij is erg geïnteresseerd in wat we hem toedienen of wat hem overkomt.”

Voor de Olympische Spelen beginnen, gaat u eerst nog naar het EK voetbal in Duitsland. Wat zal u daar doen?

“Ik werk daar vanuit Dortmund voor de UEFA. Een van mijn taken is erop toe te zien dat alle medische voorzieningen, het materiaal, de ambulance, de spoedgevallenzaal… correct zijn uitgerust. Ik maak ook dat de artsen de procedures kennen en ik werk mee aan de dopingcontroles. Maar met de Belgen kom ik daar om deontologische redenen niet in contact.”

Welke momenten zijn u van de voorbije Olympische Spelen en toernooien bijgebleven?

“Vooral de hele sfeer is bijzonder. Ik herinner mij de openingsceremonie van de Spelen in Rio, met de vlaggenparade op de atletiekpiste. Simone Biles, de topgymnaste, droeg daar de vlag voor Amerika. Ik ken haar niet, maar toevallig glimlachte ze naar mij toen onze blikken kruisten. Ze vond het geen probleem om op de foto te gaan. Dat was een bijzonder moment, net als de hockeyfinale, die we helaas verloren. Maar ik herinner me ook een Europees kampioenschap in Minsk, waar Nikiforov zijn schouder ontwrichtte. Zulke momenten zijn er ook. In een fractie van een seconde is voor een atleet voorbij waar hij maanden naartoe heeft gewerkt.”

Eerst een Europees kampioenschap voetbal, dan de Olympische Spelen… Wordt het moeilijk om daarna weer over te stappen naar het gewone leven?

“Dat is heel moeilijk. Ik doe behalve sportgeneeskunde ook nog wat huisartsgeneeskunde in Brussel. Dat betekent je agenda regelen, vragen van patiënten beantwoorden, vrije plaatsen vinden in je agenda en dan nog oog hebben voor je gezinsleven. Maar als je op verplaatsing werkt en leeft, zit je in een andere wereld. Je kan je honderd procent toeleggen op je werk. Je zit in een geprivilegieerd milieu.”

“Er is altijd wel ergens een competitie aan de gang en er hangen overal tv’s, dus soms moet je zelf ook de handrem aantrekken en het durven loslaten. Je moet jezelf limieten opleggen. Jongere artsen staan daar vaak anders in. Die zijn enthousiast en willen altijd werken. Maar zo’n toernooi duurt drie weken. Je moet zien dat je fris het einde haalt, want we kennen geen echt vrije dagen. De dag begint met medische permanentie, dan ga je naar de trainingen en de wedstrijden, om 22 uur houden we een debriefing en soms is er een dopingcontrole waar je bij moet zijn, waardoor je som pas om 1 uur ’s nachts op je kamer bent. We zullen nu voor het eerst een psycholoog meehebben met wie behalve de atleten ook de dokters of de kinesitherapeuten kunnen praten als ze ergens mee zitten.”

 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.