Haasdonk, Oost-Vlaanderen. Wanneer ik om half acht ’s avonds mijn auto parkeer op het gemeenteplein, is het dorp al stil, op een enkele klant in het lokale café na. In de meeste huizen blikkeren tv-schermen achter de ramen wanneer ik me begeef naar het – erg nieuwe – gebouw van 2 verdiepingen waar de duopraktijk van dr. Werner Van Schoor en dr. Stephanie Traen gevestigd is. Bij het binnenkomen is de wachtkamer leeg en ik zie de beide huisartsen in een consultatieruimte gebogen voor een computerscherm staan. “Ga al maar naar boven, ik kom”, roept dr. Traen vrolijk, en wijst naar de trap. ‘Boven’ blijkt een tweede wachtkamer naast haar consultatieruimte te zijn.
Gemakkelijke beroepskeuze
“Moest nog even een informaticaprobleempje oplossen, en zeg maar Stephanie, hoor”, zegt ze lachend. En dat typeert deze huisarts: doorheen het hele gesprek vloeit een onstuitbare energie met regelmatig een spontane lach, afgewisseld met denkrimpeltjes. Waarom ze huisarts geworden is? “Dat is niet moeilijk. Ik zei al van toen ik nog heel klein was dat ik dokter wou worden, en ik heb daar tijdens mijn kinder- en jeugdjaren nooit aan getwijfeld. Ik ben dan ook, met veel overtuiging, aan mijn studies geneeskunde begonnen. Pas in het laatste jaar heb ik beslist welk soort dokter ik zou worden. Ik wou eerst voor anesthesist gaan, maar toen ik daar coassistent was, vond ik het écht niks voor mij! (schatert) Het gebrek aan contact met patiënten maakte me duidelijk dat dit een verkeerde keuze zou zijn. Vergis je dus niet: dit was geen ‘second choice’. Ik ben met veel overtuiging huisarts geworden, en heb daar nog geen moment spijt van gehad: ik wil van alles wat afweten, ik wil een gevarieerde dag, praten met mensen, en ik wil soms moeten nadenken, omdat ik het niet weet, en dat vind ik allemaal als huisarts.”
Van HAIO tot drukke duopraktijk
Dr. Traen is in Haasdonk terechtgekomen, via een ‘speeddate-avond’ met praktijkopleiders (PO) van het Waasland, georganiseerd door het ICHO. “Wat een vreselijke ervaring was die avond! Je kreeg 10 minuten per PO, en dan moest je doorschuiven naar de volgende. Op het einde van die avond had ik er 9 gezien… en zo moest je dan je volgende 2 jaar organiseren! Gelukkig is dat systeem nu afgeschaft.”
Ze koos toen voor Werner (Van Schoor) en Paul (Vercruyssen), de enige huisartsen in Haasdonk, die besloten hadden om samen een HAIO op te leiden, maar wel op 2 verschillende adressen. “Zo kon ik twee verschillende manieren van werken zien, wat me boeiend leek.” In 2015 trad ze toe tot het ‘Huisartsennetwerk Haasdonk’, een samenwerkingsverband met 3 artsen op 2 adressen, omdat de beide oudere artsen geen groepspraktijk meer wilden opstarten. Achteraf bleek dit vooral verwarrend: voor de patiënten, maar ook voor haarzelf. “Ik vond het uiteindelijk niet meer werkbaar”, zegt ze zachtjes, met een grote denkrimpel in het voorhoofd. Daarom ging ze dan ook met alleen dr. Van Schoor verder in 2017, en ze bouwden samen de nieuwe duopraktijk in de Perstraat, al bleef het Huisartsennetwerk wel bestaan. Collega Vercruyssen gaat binnen afzienbare tijd op pensioen, en dan zal het afwachten worden hoe de zaken verder gaan evolueren in Haasdonk.
Eenvoudig, maar goed georganiseerd
“Achteraf denk ik dat we beter nog even gewacht hadden, en meteen een groter praktijkgebouw hadden gezet. Dan was de uitbouw van een groepspraktijk later eenvoudiger geweest. De HAIO zal nu ook al in onze praktijkruimtes moeten werken.” Ruimtegebrek is ook de reden dat er geen verdere paramedische ondersteuning in hun duopraktijk aanwezig is. Het dossierbeheer gebeurt elektronisch (Care Connect). Ze is erg tevreden over dit systeem, en toont me de ‘overleg- en takenfunctie’ die in het programma aanwezig is en die ze erg nuttig en gebruiksvriendelijk vindt. De twee artsen hebben regelmatig overlegmomenten, waarbij ze moeilijke dossiers of problemen met patiënten bespreken.
Ergernis en ambitie
Ze ergert zich vooral aan alle attesten en briefjes die we als huisartsen allemaal moeten schrijven. “We worden soms gereduceerd tot een attestenspuiende machine, en dat is net wat ik niet wil”, reageert ze (voor de eerste keer fel). “Een andere ergernis is het telesecretariaat, dat geregeld niet weet wat ze met een bepaalde patiënt aanmoeten. Ik begrijp dat ten volle, maar het zorgt er wel voor dat, ondanks het ‘belhalfuur’ tweemaal per dag, nog regelmatig de consultatie verstoord wordt door telefoons. Patiënten denken ook dat ze alles telefonisch kunnen vragen, van voorschriften tot ziekteattesten. En dat je zomaar even een formulier of uitslag kunt doormailen terwijl je consultatie bezig is…”
Of er ook zaken zijn waar ze zich verder wil in verdiepen? “Ik mis de kleine heelkunde, dat doe ik wel graag, ‘s avonds op afspraak. En soms neem ik een klein benigne gezwelletje niet weg, door tijdsdruk, en dan merk ik 6 maanden later dat de dermatoloog het gedaan heeft. En dan denk ik: op dat half jaar had ik ook wel een gaatje gevonden om dat eruit te halen…” (lacht) Wanneer de duopraktijk hopelijk verder uitgegroeid is tot een groepspraktijk(je), zou ze graag een deel van haar tijd besteden als LEIFarts.
Ethos en pathos
Ze noemt zichzelf ‘intuïtief en emotioneel’ van karakter, en zo komt ze ook over: deze huisarts raakt je, van de eerste keer. Ze is zelf ‘de meeste dagen’ tevreden als huisarts, vooral als ze het gevoel krijgt dat ze een verschil heeft kunnen maken. Ze vindt het wel spijtig dat je als huisarts te weinig tijd hebt voor je gezin: “verdomme, ik ben ook echtgenote en moeder”. Ook ontspanning en sporten moeten soms bezwijken onder de werkdruk. “Maar daar hebben we tenslotte zelf voor gekozen, en dan moeten we ons ook maar ‘smijten’, en die vervelende kanten erbij nemen”, reageert ze ineens op haar eigen woorden. “Huisarts zijn is een roeping, geen beroep. Je probeert die extra werkdruk af te blokken, maar Steven, mijn man, weet al dat ‘ik kom thuis om 19 uur’ betekent dat ik hopelijk rond 20 uur echt thuis ben. En dat heeft uiteraard alles te maken met emotionaliteit, gedrevenheid en beroepseer. Sommige collegae zijn daar veel harder in, maar ik kan geen kind met 40° koorts ’s avonds in de steek laten… je mist soms dingen aan de telefoon. En dan laat ik die toch nog maar langskomen. Waar ik wel hard in ben, dat zijn attesten die niet met de waarheid stroken. Ik kleur niet gemakkelijk buiten de lijntjes. Ik ben niet rigide, ik kan best pragmatisch zijn, maar er zijn duidelijke (ethische) grenzen en dat zijn mijn grenzen. Intussen kennen de meeste patiënten die al wel.” (lacht)
Praktijkopleider
Ze kijkt enorm uit naar haar eerste ervaring als PO. “Ik heb met opzet gekozen voor een (vrouwelijke) HAIO die rustig en ingetogen is, omdat dat een figuur is die in de praktijk ontbreekt. Werner en ik zijn allebei extravert. Er was ook meteen een ‘klik’, het was dus een rationele en tegelijkertijd emotionele keuze.” Ze wil de HAIO ondersteunen bij alle vaardigheden die ze nodig heeft om een goed huisarts te zijn, en haar leren om specialisten te raadplegen wanneer het nodig is, maar zelf wel alles uit de kast te halen om in eigen beheer een correcte diagnose te stellen. “Zo haal je voldoening uit het huisarts zijn. (kijkt even stil voor zich uit, en dan plots gedreven) “Allez, ja… als je te vaak zegt ‘het is te moeilijk, ik zal doorsturen’, waar ben je dan mee bezig? We hebben als huisarts zoveel mogelijkheden… we moeten ze alleen kennen en benutten!”
Zelf wil ze ook wat bijleren van haar HAIO. “Ik ben ‘nog maar’ acht jaar actief als huisarts, maar ik merk wel dat bepaalde dingen routine worden, dat je er niet meer bij nadenkt.” Ze wil zichzelf terug wat meer in vraag stellen: “is het wel oké wat ik nu doe?” Ze vindt van zichzelf dat ze van iets te weinig handelingen controleert of ze wel evidence-based zijn. “Bij routinezaken pleeg je ook geen overleg met je collega(s), zoals je dat bij moeilijke dingen wél doet.” Ze heeft nochtans geen schroom om op de consultatie iets op te zoeken. “Patiënten vinden het best oké dat je even nakijkt of er iets ‘beters’ bestaat, of wat de laatste richtlijn voorstelt.”
Coronaperiode
“Het zinnetje ‘Vraag het aan uw huisarts’ mag gedeletet worden en nooit meer terugkomen, écht waar!” Ze heeft na het ‘ganse corona-gedoe’ haar buik vol van deze slogan, waardoor de huisartsen overstelpt werden met allerlei zinnige en vooral onzinnige vragen, precies alsof zij op alles wel een antwoord zouden hebben… “En wij wisten het ook niet.” (lacht, maar niet van harte) “Maar wij kregen wél alle telefoons binnen, terwijl op vrijdag aangekondigd werd dat de – weeral nieuwe – richtlijnen op maandag zouden ingaan. Zij ergerde zich ook erg aan het vaak onlogische van veranderingen aan richtlijnen of aan de richtlijnen zelf. Hoeveel vergaderingen wij hebben belegd om test- en triagecentra uit de grond te stampen is niet te geloven.” (met verontwaardiging) “Dat werk hebben wij als huisartsen gedaan, er is niemand van de overheid komen kijken hoe het moest, hoor! Wij hebben draaiboeken geschreven in overleg met mekaar. Dat is helemaal onze corebusiness niet, maar dankzij ons engagement hebben we toch iets uitgebouwd om heel trots op te zijn.”
Telegeneeskunde
Tijdens de coronacrisis heeft dr. Traen haar chronische patiënten eerst via telefoon, en nadien (waar mogelijk) via videoconferenties bijgestaan. Videoconsultaties heeft ze maar een beperkt aantal keren gedaan, vooral omdat het systeem niet altijd meewilde. “Ik hoop dat het nummer 101135 voor telefonische raadgevingen blijft bestaan. Het is wel erg nuttig gebleken, bij mij vooral voor psychische problematiek. Tijdens de consultatie is er vaak de druk van de wachtkamer. Wanneer je een dergelijk gesprek later op de dag kunt ‘afronden’ per telefoon of videocall is dat voor beide partijen meestal bevredigend. Voor klinische problemen zie ik dat voorlopig nog niet zitten.” De videoconsultaties hadden ook het voordeel dat je de volledige mimiek kunt zien van patiënten, iets wat zij met de covid-maskers erg heeft gemist.
Iedereen kent iedereen
Haasdonk is een kleine gemeente en dat maakt het allemaal wat ongedwongener. De huisarts wordt hier – over het algemeen – echt nog wel gerespecteerd. “Je krijgt regelmatig een ‘dankuwel’ of een kleine attentie. Maar dat betekent ook dat de patiënten je overal tegenkomen en je durven vragen naar hun bloeduitslag terwijl je met je selder en je eieren in de rij staat te wachten aan de kassa. Dan zijn ze verwonderd dat je het niet uit het hoofd weet.” (zucht diep) “Ik kreeg zo eens telefoon van een ratelende patiënt, waar ik geen speld tussen kreeg, terwijl er nog iemand voor mij op de consultatie zat. Ik heb toen met mijn ogen gedraaid, en de non-verbale communicatie moet nogal duidelijk geweest zijn. Bleek dat de patiënte aan de lijn de schoonmoeder was van de patiënt voor mij… Ik was erg gegeneerd en toen zei ze doodleuk: ‘Doktoor, ge moet u niet ambetant voelen, zenne, ge wilt niet weten hoeveel keer ik met mijn ogen draai als ze naar mij belt!’” (lacht uitbundig)