Op symposia reageren artsen soms met ergernis en ongerustheid als er sprake is van maatregelen om de kwaliteit in de zorg te verbeteren. ‘Ze’ zullen ons beknotten in onze vrijheid bij het uitoefenen van de geneeskunde. ‘Ze’ gaan ons weer extra werk opleggen, terwijl we er al zo veel hebben… ‘Ze’ zullen ons controleren en, indien nodig, ons sanctioneren… Eigenlijk hoeft dat allemaal niet, aldus dr. Piet Vanden Bussche, voorzitter van de Europese Vereniging voor Kwaliteit en Veiligheid in de Huisartsgeneeskunde (EQUiP).
Dr. Vanden Bussche wijst er in eerste instantie op dat kwaliteitsbevorderend werk in de zorg onontbeerlijk is. Het past nu eenmaal in onze tijdgeest: we eisen kwaliteit van onze bakker en onze garagist. Op dezelfde manier wil de bevolking weten wat ze terugkrijgt in ruil voor het geld dat in de gezondheidszorg wordt geïnvesteerd.
Volgens hem hoeven de collega’s zich nergens voor te schamen: “Ik ben ervan overtuigd dat huisartsen meestal kwaliteitsvol werk leveren. Dat moeten we op een transparante manier aantonen, om onze positie in de gezondheidszorg te handhaven en ons te profileren als een beroepsgroep met een toekomstgerichte visie.”
“We moeten als huisartsen het voortouw nemen en omschrijven wat kwaliteit van de zorg voor ons betekent, vóór iemand het voor ons doet. Dan kunnen we onze praktijk aftoetsen aan de uitgewerkte criteria en met het resultaat naar buiten komen.”
Huisartsen kunnen een proces opzetten waarbij praktijken prioriteiten stellen naargelang de problematiek van hun patiëntenpopulatie, metingen doen, indien nodig hun praktijkvoering bijstellen en uiteindelijk over de resultaten van dat hele proces rapporteren. Via praktijkvisitatie zou men praktijken een accreditering kunnen aanbieden. Bovendien zouden praktijken kunnen worden gerepertorieerd naargelang het deelgebied waarin ze via hun kwaliteitsbevorderend werk bijzondere expertise verworven hebben. Dat maakt het voor patiënten zelfs mogelijk om voor zichzelf de meest geschikte praktijk te kiezen.
“Bij kwaliteitsmeting is het belangrijk de juiste indicatoren te kiezen”, zegt dr. Vandenbussche. “Uitkomstindicatoren – zoals de mortaliteit – zijn bij de huisarts vaak geen goede keuze, omdat ze afhangen van de case mix binnen de praktijk. Ze maken het dus niet mogelijk praktijken met elkaar te vergelijken. Je kan veel beter werken met procesindicatoren. Bijvoorbeeld: welk percentage van de diabetespatiënten binnen een praktijk krijgt op het juiste ogenblik het juiste onderzoek?” In die optiek betreurt de EQUiP-voorzitter dat er hierover weinig onderricht bestaat, zowel binnen het universitaire curriculum als voor de reeds praktijkvoerende huisarts.
Een project opzetten rond kwaliteitsverbetering, is dat geen extra werk? “Uiteraard wel”, erkent Piet Vanden Bussche. “Daarom moeten we versterking krijgen. Laat binnen de praktijk een verpleegkundige werken, die de begeleiding van chronische patiënten op zich neemt. De praktijkondersteuner kan mee reflecteren over kwaliteit en een belangrijke bijdrage leveren tot gegevensverzameling. Zolang we dat niet hebben, moeten we zelfs over kwaliteit niet spreken.”
Dr. Vanden Bussche stond ons te woord naar aanleiding van de 25ste verjaardag van EQUiP, waar hij al acht jaar Domus Medica vertegenwoordigt en sinds één jaar voorzitter is. Het volledige interview leest u in onze volgende editie van Medi-Sfeer.