Onder ruime belangstelling werd onlangs et symposium van de Antwerpse Orde bijgewoond. Tal van denksporen zagen het licht om de puzzel van de verzekeringstegemoetkomingen te vereenvoudigen: vooral de statuten van de betrokken artsen en een uniek loket voor de verzekerden waren blikvangers. Plus: een medisch verzekeringsgeneeskundig dossier.
Enerzijds is er het beperkte gezondheidszorgbudget, anderzijds de toenemende vraag. “Het systeem dreigt uit zijn evenwicht te raken”, vond Ordevoorzitter van de provinciale raad Christel De Pooter. “De eerste symptomen kunnen wij reeds waarnemen: het recente faillissement van een WZC, 27 ziekenhuizen die in dieprode cijfers zitten, nieuwe geneesmiddelen die niet terugbetaald worden, en een “cut off”-budgettering voor raadplegingen bij psychologen”.
Administratieve mallemolen
Daarnaast bestaan tal van structuur- en procedureproblemen. Denk aan verzekerden die verloren lopen in een administratieve mallemolen, bevoegdheidsoverlappingen en uniformiteit noch consistentie in de beslissingen van artsen in de verschillende sectoren. We kampen dus met een versnippering van kennis en expertise, weinig of geen wetenschappelijk onderzoek in de verzekeringsgeneeskunde en een heterogene opleiding van verzekeringsartsen met een vage (professionele) erkenning ervan .
Doorheen de uiteenzettingen van de verschillend sprekers, experten in de ziekteverzekeringswereld werden de onderlinge beroepsrelaties tussen al de betrokken actoren met verschillende statuten en bevoegdheden toegelicht:
· de adviserend arts van het ziekenfonds (terugbetaling van gezondheidszorg en uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid of invaliditeit,
· de preventie-adviseur bedrijfsarts,
· de controlerend arts (voor gewaarborgd loon),
· de raadgevende artsen in tal van domeinen en private verzekeringen,
· de ambtenaar arts-inspecteur,
· de gerechtelijke medische experts
Een massa betrokken partijen dus die vooral aandacht vergen qua communicatie, statuten, behandeling medische gegevens, opleiding en wetenschappelijk onderzoek. Dat leidde tot de volgende denksporen en voorstellen:
· Een uniek loket voor verzekerden,
· Een uniek statuut en (modulaire) opleiding voor verzekeringsartsen
Verder pleitte Christel De Pooter voor een onafhankelijke structuur met paramedische en administratieve medewerkers, gefaseerd uit te bouwen met als einddoel een Sociaal Verzekeringsgeneeskundig Instituut.
Om daarmee te beginnen is in een eerste fase “een onafhankelijk agentschap nodig met de adviserend artsen. Dat moet een eigen structuur en beheer kennen van alle medische gegevens van de verplichte ziekteverzekering (opslag, verwerking, ter beschikking stelling, waarborging).
Aansluitend daarbij is een medisch verzekeringsgeneeskundig dossier vereist, te gebruiken in alle (aanverwante) sectoren”, luidde het tot slot. Dat laatste moet misschien wel een van de belangrijkste streefdoelen worden.