Het debat over de verplichting om de regeling derdebetaler toe te passen bij patiënten met een RVV-statuut (rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming) zou wel eens een andere wending kunnen krijgen in het noorden en het zuiden van het land. Uit een enquête van Medi-Sfeer blijkt dat 53% van de Vlaamse huisartsen en slechts 35% van de Franstalige huisartsen van oordeel is dat deze formule een manier is om de toegankelijkheid tot de huisartsgeneeskunde te verbeteren.
Ter herinnering: de verplichte sociale derdebetaler is geen regeling onderhandeld door de partners in de medicomut, maar een beslissing gestemd in het parlement en opgenomen in de wet op de toegankelijkheid gepubliceerd op 31 december 2012. De artsensyndicaten plaatsten meteen hun kanttekeningen bij deze opgelegde evolutie. Ze argumenteerden met name dat huisartsen al spontaan een vorm van sociale derdebetaler toepasten bij minder kapitaalkrachtige patiënten en ze eisten dat de noodzakelijke informaticaondersteuning operationeel zou zijn vooraleer de verplichting in voege zou treden. Dat zou het leven van de artsen niet nodeloos ingewikkeld maken. Men had graag de mogelijkheid om online de verzekeringsstatus van de patiënt te controleren en om elektronisch te factureren.
De verplichte toepassing van de sociale derdebetaler voor patiënten met een RVV-statuut werd door de regering-Michel I uitgesteld van 1 januari tot 1 juli 2015 (een uitstel dat berekend wordt op 12,5 miljoen euro). Bovendien zullen chronisch zieken - die op een bepaald moment dezelfde behandeling zouden krijgen als de patiënten met een RVV-statuut - uiteindelijk niet onder de verplichting vallen. Wat de huisarts die dat wenst niet moet tegenhouden om vanaf juli toch de sociale derdebetaler toe te passen voor deze categorie patiënten, eventueel via elektronische weg, staat er te lezen in het medicomut-akkoord 2015.
Wat denkt de beroepsgroep er zelf over? Vorig jaar zamelde Medi-Sfeer de antwoorden van meer dan 1.400 huisartsen in bij een grote enquête over de toekomst van het beroep. "Hoe kunnen we de toegankelijkheid van de huisartsgeneeskunde vergroten?" was één van de vragen die aan de lezers werd gesteld. Het verdict? Iets meer dan de helft van de Vlaamse huisartsen (53,46%) ziet een verbeterde toegankelijkheid door de automatische toepassing van het stelsel van derdebetaler voor bepaalde sociale groepen. In het zuiden van het land is men die mening niet toegedaan: slechts 35,06% van de huisartsen die een antwoord gaven, steunt deze oplossing.
Aan Franstalige kant is de oplossing die het vaakst naar voor komt (bijna 40%) die van een verhoogde toegankelijkheid door een striktere identificatie van patiënten die een beroep kunnen doen op een voorkeursregime, zoals het Omnio-statuut (een voorstel dat slechts door een kwart van de Vlaamse huisartsen gesteund wordt). Zijn medische huizen en wijkgezondheidscentra een oplossing voor de problematiek van de toegankelijkheid? Op die vraag antwoordt bijna 7% van de Franstalige huisartsen positief (8,2% van de Nederlandstaligen). We merken nog op dat de piste die het minst gedragen wordt door de huisartsen die is om het conventiestatuut van de arts duidelijk in de wachtkamer te afficheren (4% medestanders in het zuiden, 2,9% in het noorden).