Premies zorgcontinuïteit en praktijkbeheer: ga naar start

Vandaag publiceerde Het Staatsblad het KB van 4 juli 2024 dat een financiële tegemoetkoming verleent in de kosten van een huisartspraktijk. Het gaat zowel om de federale zorgcontinuïteitspremie als de praktijkbeheerpremie. De Raad van State stuurde wel een en ander bij om uit het vaarwater te blijven van de gemeenschappen.

Zorgcontinuïteitspremie

De premie kan eenmalig tussenkomen in de kosten voor het opzetten van het model van zorgcontinuïteit in de praktijk. Ze kan ook dienen bij een eerste arbeidsovereenkomst van onbeperkte duur met een praktijkassistent of met een verpleegkundige in een vast samenwerkingsverband.

Praktijkbeheerpremie
Daarnaast is ook een jaarlijkse tegemoetkoming mogelijk voor het medisch beheer van de praktijk waarmee de organisatie van coördinatievergaderingen, het personeelsbeheer en de ontwikkeling van zorgcontinuïteit wordt gedekt.

Eerder al werden de toekenningsvoorwaarden bepaald, zoals:

  • voldoen aan de activiteitsdrempels: op 31 december van het jaar voorafgaand aan het premiejaar (ten minste 500 globale medische dossiers beheren); groepspraktijken kunnen voor de activiteitsdrempels alle gmd’s of de minimumbedragen van alle via ProGezondheid geregistreerde samenwerkende huisartsen in de groepering op het ogenblik van de indiening van de aanvraag, inbrengen.
  • minstens beschikken over een minimumbedrag van 25.000 euro aan prestatieterugbetalingen van huisartsgeneeskundige verstrekkingen, geboekt in het jaar voorafgaand aan het premiejaar.

Voor pas gestarte huisartsen (minder dan vijf jaar een Riziv-nummer op 1 januari van het premiejaar) gelden die voorwaarden niet.

Een medisch huis wordt geacht te voldoen aan de activiteitsdrempelvoorwaarde bij verklaring op erewoord dat in het jaar voorafgaand aan het premiejaar een activiteitsdrempel werd bereikt equivalent aan de hoger vermelde drempel.

Beide premies kunnen enkel worden toegekend als uit de arbeids- of samenwerkingsovereenkomst voor onbepaalde tijd blijkt dat de tewerkstelling of de samenwerking ten minste 13 uren per week bedraagt.

Het KB bevat ook enkele bepalingen over wie van de premies uitgesloten is.

Communicerende vaten

Het premiepotje dat voor beide soorten tegemoetkomingen jaarlijks ter beschikking staat voor de artsenhonoraria, wordt gelijk verdeeld in een bedrag voor de zorgcontinuïteits- en een bedrag voor de praktijkbeheerpremie.

De zorgcontinuïteitspremie wordt verdeeld aan de huisartsen of groepspraktijken/medische huizen in functie van het aantal ontvankelijke aanvragen die het Riziv kreeg op 31 augustus van het premiejaar. Met dien verstande dat de hoogte van het bedrag ligt tussen minimaal 5.000 euro en maximaal 7.500 euro.

Blijkt er dan nog wat over van de premiepot zorgcontinuïteit, dan wordt  het resterende bedrag toegevoegd aan de pot premie praktijkbeheer. Is daarentegen de premiepot zorgcontinuïteit overschreden, dan wordt deze overschrijding in mindering gebracht van de premiepot praktijkbeheer.

Het KB in kwestie vermeldt de toekenningsmodaliteiten in detail.

Over eieren lopen door staatshervorming

De uitwerking van deze premies had technisch gezien flink wat voeten in de aarde. Het was immers over eieren lopen omdat de gemeenschappen over sommige domeinen bevoegd zijn en dit uiteindelijk federaal zijn beslag kreeg.

Zo werden de gemeenschappen sinds de zesde staatshervorming bijvoorbeeld bevoegd voor de regels voor de huisartsenkringen die de wachtdiensten organiseren, het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde (...), de financiering van de huisartsenkringen (...), de Lokaal Multidisciplinaire Netwerken, de Geïntegreerde Diensten Thuisverzorging (...), de preventieacties door tandartsen en de geneeskundige commissies."

De grens was soms flinterdun tussen de federale bevoegdheid (eigenlijke verstrekkingen van gezondheidszorg), en de gemeenschapsbevoegdheid (onder meer "de niet-medische randvoorwaarden van het medisch handelen/de infrastructurele en organisatorische omkadering (vb. onthaal, administratieve afhandeling, relatie met niet medische beroepsbeoefenaars, het niet medisch patiëntendossier)".

Het voorliggende ontwerp strekt er volgens de Raad van State echter wel degelijk toe "een financiële tegemoetkoming [te verlenen] aan huisartspraktijken en medische huizen in de kosten verbonden aan de organisatie van een huisartspraktijk". Alleen wert het eerste ontwerp wat bijgestuurd: de aanwerving van de administratieve medewerker, eerst voorzien, werd geschrapt. De ondersteuning van de aanwerving van een verpleegkundige of een praktijkassistent blijft behouden omdat het medische en paramedische beroepsbeoefenaars zijn.

Het advies van de Raad van State betwist niet dat de federale overheid tot op heden bevoegd blijft voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering, zo ook wanneer die slaat op de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg en de ondersteuning van de gezondheidszorgberoepen van de eerste lijn.

De volledige tekst van het KB vindt u hier.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.