In de hervorming van de nomenclatuur bij het RIZIV zijn de huisartsen ondervertegenwoordigd, zegt het Kartel. Het BVAS nam het eenzijdige initiatief om een brief te sturen naar het RIZIV over de ondervertegenwoordiging van huisartsen in de werkgroep voor de hervorming van de nomenclatuur van de medische diensten. ‘Ze negeren een belangrijke deel van de eisen van huisartsen die betrekking hebben op hun technische handelingen’, zegt het Kartel.
Het Kartel heeft de stuurgroep voor de hervorming van de nomenclatuur daarom gewaarschuwd voor de ondervertegenwoordiging van de huisartsgeneeskunde in de GT ACA (algemene en soortgelijke wetten) en de afwezigheid ervan in de GT ATMC (algemene technisch medische handelingen). ‘De ondervertegenwoordiging van de huisartsgeneeskunde in de ACA-werkgroep tot eind november heeft geleid tot een gebrek aan erkenning van het werk van huisartsen. De huisartsgeneeskunde maakt zich grote zorgen over die ACA GT die de nomenclatuur beheert van consultaties, bezoeken en niet-technische handelingen/pakketten (zorgtraject, algemeen medisch dossier, enz.) die meer dan 80 procent van de inkomsten van huisartsen vertegenwoordigen.’
‘Dat eerste punt is opgelost door een formele uitnodiging van het Riziv voor vertegenwoordigers van huisartsen. Die positieve aanpak stellen wij op prijs. Het ontbreken van huisartsgeneeskunde in het GT ATMC, veroorzaakt door de organisatorische regels van die groep, leidt tot onvoldoende erkenning van het technische werk van huisartsen. 'Dat belangrijke punt is helaas over het hoofd gezien.’
Wat de technische procedures betreft die gebruikelijk zijn in de gespecialiseerde geneeskunde en de algemene geneeskunde (behandeling van ingegroeide teennagels, cryotherapie van dermatologische tumoren, enz.), werd de huisartsgeneeskunde niet uitgenodigd om deel te nemen aan de debatten vanuit de samenstelling van deze werkgroep om haar belangen te behartigen.
‘Het doel van de hervorming van de nomenclatuur is om de financiering van de technische procedure niet langer te concentreren op de specialisatie van de arts die de procedure uitvoert, maar op de anatomie van het lichaam waarop de procedure plaatsvindt, onafhankelijk van de specialisatie van de aanbieder. De drie nieuwe criteria die worden gebruikt om de waarde ervan te evalueren zijn de uitvoeringstijd, de complexiteit ervan en de bijkomende kosten (apparatuur, aanwezigheid van verpleegkundigen, enz.).’
Het recht op deelname van huisartsen aan overleg over technische handelingen is gebaseerd op het percentage (minstens 20%) nomenclatuurcodes dat door de gehele huisartsenpraktijk wordt erkend. Daarom wordt voor de meeste procedures prioriteit gegeven aan specialisten. ‘Huisartsen doen per definitie een beetje van alles en verzorgen de facto bijvoorbeeld niet minstens 20 procent van het weghalen van wratten (dat wordt voornamelijk gedaan door dermatologen, terwijl deze procedure voornamelijk in de eerste lijn zou moeten worden uitgevoerd door huisartsen). Door dat fenomeen kan de huisarts slechts voor een klein aantal ingrepen een oordeel geven. 'Huisartsen betwisten daarom deze 20 procentregel.’
Ondanks de bevestiging van het Riziv om die schadelijke regel voor huisartsen niet te wijzigen, vraagt het Kartel in de werkgroep harmonisatiesessies tussen de gespecialiseerde geneeskunde en de huisartsgeneeskunde voor alle technische handelingen die zij gemeen hebben, ook die onder de 20%.
‘Een voorbeeld is de code voor lijmhechting die specialisten van plan zijn te integreren in de consultatie, ook al was die volgens de beslissing van de Medisch Technische Raad (CTM) voorheen gelijkwaardig aan draadhechting. De werkgroep algemene geneeskunde van de Medisch Technische Raad is over deze onderwerpen niet bijeengekomen. We kunnen concluderen dat de enige discussies plaatsvonden in de gespecialiseerde GT’s. Dit is meer dan een methodologische fout, het is een teken van een gebrek aan overleg met de algemene geneeskunde over gezamenlijke technische handelingen. 'De huisartsgeneeskunde komt dus te laat in de onderhandelingen, waar de specialisten hun specifieke visie op de taakverdeling al hebben kunnen consolideren.’