In 2018 heeft de Belg gemiddeld 1.300 euro aan gezondheidszorg gespendeerd. In geen enkel ander Europees land gaven de burgers zoveel geld aan hun gezondheid uit. Dat blijkt uit een rapport van Eurostat over de uitgaven van de Europese huishoudens, waarover De Standaard bericht.
In onze buurlanden ligt die kost een stuk lager: 640 euro in Nederland, 730 euro in Frankrijk, 1.050 euro in Duitsland. Gezondheidszorg wordt breed ingevuld: van bezoeken aan de huisarts en specialist, tot ziekenhuisopnames, maar evenzeer medicijnen, anticonceptiva en zelfs vitamine- en mineralensupplementen.
De cijfers zijn gebaseerd op de nationale rekeningen, en komen oorspronkelijk van het RIZIV. "Ze kijken enkel naar het remgeld", zegt Kelly Sabbe, analiste bij het Belgische statistische bureau Statbel, aan De Standaard. Het geld dat de burger dus zélf ophoest, buiten de terugbetaling van de ziekteverzekering.
"De eigen bijdrage, het remgeld, ligt op 25 à 28 procent", zegt Lieven Annemans, gezondheidseconoom aan de UGent, in de krant. "Dat is tamelijk hoog. Het is meer dan de meeste mensen denken."
Zelden blijft het bij dat remgeld. Vaak komen er nog supplementen bij, zoals de meerprijs die een niet-geconventioneerde arts vraagt, of de supplementen voor een eenpersoonskamer in het ziekenhuis.
Naast het remgeld zitten in die 1.300 euro ook de bedragen vervat die hospitalisatieverzekeringen in naam van een patiënt uitkeren. Iets wat andere landen, met een andere organisatie van hun gezondheidsapparaat, mogelijk niet doen. "Dat maakt het niveau van België in deze cijfers kunstmatig hoger", zegt Sabbe. Maar dan nog is het volgens haar "een feit dat we aan de top van Europa staan, en effectief grote uitgaven hebben".