Op initiatief van de Bvas werd Financiën gevraagd om geconventioneerde artsen die voortwerken na hun pensioen, een fiscaal gunstiger regime te geven. Nu krijgen ze voor die prestaties een vergoeding in de vorm van een fiks belaste premie, maar Bvas had liever een regeling gezien ter vervanging van het sociaal statuut (16,5% belast). De fiscus wijst dat voorstel af.
Zoals bekend krijgt de arts die beslist om na zijn pensioen verder te werken, een conventiepremie van het Riziv. Dat omdat hij niet verder zijn sociaal statuut kan opbouwen. Om de artsen te motiveren die na hun pensioen voortwerken tegen conventietarief, was voorgesteld om ze afzonderlijk te belasten. Quod non.
Waarom? De fiscus motiveert zijn veto, zich baserend op drie argumenten:
1 - dit zou een schending betekenen van het gelijkheidsbeginsel (voorkeursbehandeling voor een specifieke beroepsgroep);
2 - er zouden problemen opduiken bij andere beroepsgroepen die hetzelfde kunnen eisen (de conventiepremie geldt bijvoorbeeld ook voor kinesitherapeuten, tandartsen, apothekers, verpleegkundigen, logopedisten). Opnieuw problematisch voor het gelijkheidsbeginsel.
3 - de grote budgettaire kost.
Marc Moens is teleurgesteld over dit veto. "Dit is slecht nieuws, niet alleen voor de gepensioneerde artsen die blijven voortwerken, maar ook voor hun patiënten. Het risico is nu reëel dat de gepensioneerden deconventioneren en dit verlies zullen compenseren met supplementen. Wij nemen hier akte van."