Er was veel werk aan de winkel voor de medicomut maandagavond, met als belangrijk gespreksonderwerp de 1733. Die werkt nog steeds niet. Daarnaast lijken wijzigingen in de voorwaarden voor de geïntegreerde praktijkpremie de goede kant op te gaan. Voor de medicatiebeoordeling moeten enkele aspecten herzien worden.
"De 1733 zorgt nog steeds voor enorme problemen, vooral dan in Wallonië. Daarvoor trekt dokter Luc Herry (Bvas) alvast aan de alarmbel. "Ik heb de kwestie opnieuw moeten aankaarten bij de medicomut. Sinds 1733 de triage overnam, werkt niets meer, behalve misschien voor de streek van Verviers. Voor de rest van de provincies Luik en Luxemburg doen ze nauwelijks nog aan triëren en nemen ze genoegen 'omleidingen' opvolgen. Bijgevolg zijn het de arts of de receptionist van de wachtposten die triëren. "Artsen zeggen dat als 1733 zich niet echt organiseert, er geen functionele samenwerking komt."
Ook de geïntegreerde praktijkpremie lag op tafel. Onder voorbehoud van bevestiging tijdens volgende vergaderingen, is er sprake van om de criteria voor de premie van 6.000 euro zoveel mogelijk te harmoniseren. Diverse wijzigingen van de criteria en drempels voor de geïntegreerde praktijkpremie 2023 voor huisartsen werden voorgesteld.
Zo zou Sumehr goed moeten zijn voor 40% van de gmd's, door de arts opgestelde en verstuurde medicatieplannen voor een kwart van de gmd's en eFact en eAttest moeten worden samengevoegd tot één criterium "elektronische facturatie" met een drempel van 50%. Drie premiecriteria zouden ook worden geschrapt: digitaal voorschrijven (Recip-e) omdat dit verplicht werd, elektronisch vergoedingenbeheer gmd en geïnformeerde toestemming voor ten minste 25% van de patiënten met een gmd.
Al met al zal de arts nog maar aan zeven van de tien criteria hoeven te voldoen die voorheen vereist waren. Dat lijkt een stap in de goede richting en zal tijdens de volgende vergadering op 22 mei opnieuw worden besproken.
Er zijn ook problemen met de medicatiebeoordeling.
Tijdens de ontwikkeling van het project liepen besprekingen tussen apothekers en verzekeringsorganisaties. Vervolgens werden de artsen in het medisch-farmaceutisch overleg praktisch voor een voldongen feit gesteld.
"Wij zijn voorstander van het principe van medicatiereview omdat de apotheker over informatie kan beschikken die de arts niet noodzakelijk heeft", zegt dokter Herry. Maar in de praktijk is er geen geautomatiseerde communicatie tussen artsen en apothekers omdat de software die zij gebruiken niet compatibel is. Er moeten dus andere communicatiemiddelen worden gebruikt, wat voor beide partijen omslachtig is."
"Bovendien worden apothekers voor deze dienst betaald. Maar voor de arts, die de door de apotheker verzonden gegevens verwerkt, ze moet bestuderen, zo nodig wijzigen en met de apotheker moet communiceren, is er geen vergoeding. Kortom, "het systeem is er, maar het is nog niet volwassen."