Orde botst met Cassatie over beroepsgeheim

Een recent arrest van Cassatie (26 maart 2021) verstrakt het beroepsgeheim (artikel 458bis Strafwetboek). Het arrest zegt dat de arts zich aan het beroepsgeheim kan onttrekken - en dus de procureur des Konings kan inlichten - als de patiënt het slachtoffer is geworden van een misdrijf én de arts ook contact had met de dader. Maar voor de Orde is dat laatste een brug te ver.

De nationale raad onderzocht de deontologische gevolgen naar aanleiding van het bewuste arrest van Cassatie. Het arrest verstrakt het beroepsgeheim in de context van de patiënt-slachtoffer-regel en artikel 458bis van het Strafwetboek.

Artikel 458bis Strafwetboek bepaalt dat de arts die kennis heeft van een bepaald misdrijf, gepleegd op een minderjarige of een kwetsbare persoon, het misdrijf ter kennis kan brengen van de procureur des Konings. Dat kan ofwel wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, ofwel wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of kwetsbare personen het slachtoffer worden van de bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen.

Het Hof van Cassatie heeft in het arrest van 26 maart 2021 geoordeeld dat “artikel 458bis Strafwetboek -of het beroepsgeheim, red.- niet van toepassing is in een geval waarin een hulpverlener enkel met het slachtoffer van een misdrijf in de zin van dat artikel contact heeft gehad”. Met andere woorden, de arts kan zijn beroepsgeheim niet doorbreken zoals bepaald door artikel 458bis Strafwetboek indien hij in contact is gekomen met enkel het slachtoffer van het misdrijf.

Deontologisch problematisch

De nieuwe voorwaarde gesteld door het Hof van Cassatie is problematisch ten opzichte van het deontologisch standpunt dat de Orde tot nu toe aannam.

De arts heeft een zorgfunctie en een beschermingsfunctie, aldus de nationale raad. Overeenkomstig artikel 29 van de Code van medische deontologie, moet de arts, na de nodige zorg te hebben toegediend, de minderjarige of kwetsbare patiënt die mogelijk het slachtoffer is geworden van een ernstig misdrijf, beschermen. Dat gebeurt door de betrokkene in veiligheid te brengen, het probleem met hem te bespreken en hem aan te sporen initiatieven te nemen. Indien noodzakelijk, kan de arts aangifte doen bij de bevoegde instanties, mits voldaan is aan de voorwaarden zoals bepaald door artikel 458bis Strafwetboek of mits hij zich kan baseren op een andere wettelijke of door de rechtspraak ontstane uitzondering op het beroepsgeheim.

Geen opsporingsambtenaar

"Het is niet de opdracht van de arts de rol op te nemen van opsporingsambtenaar. De arts heeft de deontologische plicht neutraal te zijn en zich te onthouden van elk oordeel over een mogelijk daderschap. Bijgevolg is de bijkomende voorwaarde gesteld door het Hof van Cassatie in de praktijk moeilijk toepasbaar", aldus de Orde.

De patiënt-slachtoffer-regel
De patiënt-slachtoffer-regel is een uitzondering op het beroepsgeheim die ontstaan is uit eerdere rechtspraak van het Hof van Cassatie. De regel bepaalt dat het beroepsgeheim van de arts zich niet uitstrekt tot misdrijven waarvan de patiënt het slachtoffer is.

Het Hof van Cassatie heeft in het arrest van 26 maart 2021 geoordeeld dat de patiënt-slachtoffer-regel slechts van toepassing is “in een geval waar de hulpverlener enkel met dat slachtoffer in contact is gekomen”. Met andere woorden, de arts kan zich niet beroepen op de patiënt-slachtoffer-regel indien hij ook met de dader in contact is gekomen.

De nationale raad heeft eerder al kritiek geuit op de patiënt-slachtoffer-regel. Het beroepsgeheim heeft tot doel de vertrouwensrelatie tussen de arts en de patiënt te beschermen. Elke situatie waarin het beroepsgeheim in vraag wordt gesteld, moet door de arts worden beoordeeld op grond van de wettelijke uitzonderingen, in het bijzonder artikel 458bis Strafwetboek en de noodtoestand. Het loutere feit dat de patiënt het slachtoffer is geworden van een misdrijf, is voldoende reden voor de arts om het beroepsgeheim te doorbreken en de bevoegde instanties in te lichten. De nationale raad houdt dit standpunt aan, onverminderd de bijkomende voorwaarde die het Hof hieraan verbindt.

Voor wie in deze juridische haarklieverij zijn weg niet meer vindt: artikel 29 van de Code is en blijft hier zeer helder in.

We geven het hier nog even weer:

De arts die mishandeling, misbruik, uitbuiting, belaging of verwaarlozing van een kwetsbare persoon vermoedt, doet onmiddellijk het nodige om deze persoon te beschermen.

De arts bespreekt het probleem met de betrokkene, dit in de mate van zijn mogelijkheden. Hij spoort hem aan zelf initiatieven te nemen. Indien de betrokkene hierin toestemt, consulteert de arts een ter zake deskundig gezondheidszorgbeoefenaar of doet beroep op een multidisciplinair centrum. De arts informeert de naasten van de betrokkene alleen in zijn belang en met zijn toestemming.

De arts die vermoedt dat een kwetsbaar persoon in een ernstig en dreigend gevaar verkeert of dat er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere kwetsbare personen het slachtoffer worden van mishandeling of verwaarlozing, kan op grond van zijn wettelijke hulpverleningsplicht, de procureur des Konings inlichten wanneer hij zelf of met hulp van anderen de fysieke of psychische integriteit van die personen niet kan beschermen.

1. ALGEMEEN

De bescherming van een kwetsbare persoon houdt voor de arts plichten in met betrekking tot zijn sociale verantwoordelijkheid.

De wet heeft dit probleem slechts benaderd vanuit een uitzondering op het beroepsgeheim (art. 25, CMD 2018). Artikel 458bis van het Strafwetboek laat de arts toe de procureur des Konings in kennis te stellen van misbruik en mishandeling, van overwegend seksuele aard, dat hij heeft vastgesteld bij de uitoefening van zijn beroep bij een minderjarige of bij een kwetsbare persoon - bv. een kind, een zwangere vrouw, een persoon met een beperking - wanneer hij de minderjarige of de kwetsbare persoon niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen.

De artikelen 422bis en 458bis van het Strafwetboek en artikel 29, derde lid, CMD 2018 beogen hetzelfde doel. Wanneer de arts redelijkerwijze kan vermoeden dat de kwetsbare persoon het slachtoffer is of kan worden van mishandeling of verwaarlozing, dan kan de arts de procureur des Konings inlichten, wanneer hij zelf of met hulp van anderen de fysieke of psychische integriteit van die personen niet kan beschermen. De vermoedens van de arts kunnen ontstaan door klinische vaststellingen of gesprekken met de patiënt of derden tijdens de medische raadpleging.

Deze binaire aanpak, die beperkt is tot de vraag of de arts moet zwijgen of mag spreken, houdt echter geen rekening met de complexiteit van de werkelijkheid. Er zou moeten worden nagegaan welke andere mogelijke acties ondernomen kunnen worden om het vertrouwensklimaat dat de basis vormt van de relatie tussen de arts en de kwetsbare persoon te vrijwaren en om het zelfbeschikkingsrecht van de persoon te eerbiedigen.

Vanuit deontologische gezichtshoek is het raadzaam eerst andere dan repressieve initiatieven te bekijken en stapsgewijs te handelen alvorens het parket te verwittigen:

  • de persoon in veiligheid brengen met alle mogelijke middelen;
  • de gepaste zorg waarborgen volgens de vastgestelde mishandelingen;
  • samen met de persoon bespreken of hij zelf initiatieven kan nemen;
  • Indien de persoon hierin toestemt een ter zake bevoegde zorgverlener raadplegen of een beroep doen op een multidisciplinaire structuur;
  • nagaan of andere personen een gelijkaardig risico lopen.

Indien de arts de fysieke of psychische integriteit van de persoon niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, kan hij de situatie melden aan de procureur des Konings.

 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.

Laatste reacties

  • Willem CEUPPENS

    03 januari 2022

    Aanvulling bij vorige opmerking:

    Herinner me vaag dat ook in het Latijn het voegwoordje "et", niet alleen vertaald wordt door "en",
    maar aan het begin van een (deel)zin ook de betekenis kan krijgen van "zelfs", "ook als"...
    Een subtiliteit die wellicht alle "google-translaters" ontgaat...

  • Willem CEUPPENS

    03 januari 2022

    Wellicht "Much ado about nothing" !
    Orde moet zich eerst afvragen of er niet een foutje geslopen is in de tekst van het Hof Van Cassatie, want dat die tekst, zoals geformuleerd, elke morele logica mist, dat is nogal te vanzelfsprekend...

    In welke taal is dat arrest oorspronkelijk geformuleerd?
    Ik lees hier dat een deel van het arrest zou luiden : "dat de arts zich aan het beroepsgeheim kan onttrekken - en dus de procureur des Konings kan inlichten - als de patiënt het slachtoffer is geworden van een misdrijf én de arts ook contact had met de dader ".

    Bedoelde het Hof niet gewoon (om "paradoxalerwijze" duidelijkheid te scheppen, want in feite is die toevoeging overbodig): ipv "én de arts ook contact had met de dader"... "zelfs als de arts ook contact had met de dader"?...
    En dat is dat zou dan geen "verstrakking" zijn, maar een verduidelijking...