Moet u als arts uw DNA-profiel laten registreren?

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht welke artsen hun DNA-profiel verplicht dienen te registreren in de gegevensbank van de DNA-profielen van de “intervenanten” die opgericht is door de wet van 17 mei 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.

Welke artsen moeten hun DNA-profiel verplicht laten registreren in de gegevensbank van de DNA-profielen van de “intervenanten”, in de context van de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken?

De gegevensbank van de DNA-profielen van de “intervenanten” gaat na of de genetische vingerafdruk, verzameld tijdens een gerechtelijk onderzoek, niet deze is van een intervenant in een van de onderzoeksstadia. Dat om te vermijden dat de navorsingen voor het betrokken spoor nutteloos verder gezet worden.

De wet definieert de intervenant als de persoon die omwille van zijn functie en in die hoedanigheid direct of indirect betrokken is bij de opsporing, analyse en verwerking van aangetroffen sporen (artikel 2, 14°, van de voornoemde wet van 22 maart 1999).

De wet bepaalt dat de DNA-afname bevolen wordt door de federale procureur. De toestemming van de intervenant is niet vereist (artikel 5quinquies van de voornoemde wet van 22 maart 1999).

De koning is door de wet belast met het bepalen van welke intervenanten of categorieën van intervenanten het DNA-profiel opgenomen wordt (artikel 5quinquies van de voornoemde wet van 22 maart 1999).

Beperkende interpretatie 

Aangezien de verplichte afname van een DNA-staal de vrijheid van een individu aantast en het gaat over de verwerking van zogenaamde gevoelige persoonsgegevens in een gegevensbank, stelt Orde een beperkende interpretatie van de wettelijke definitie van de intervenant voor:

1° De intervenant is de persoon die door zijn functie betrokken is bij een strafonderzoek.

Het begrip functie houdt in dat de intervenant handelt binnen zijn beroepsactiviteit of een wettelijke opdracht. De personen die buiten deze hypothesen handelen op een plaats delict, zijn dus uitgesloten.

2° De functie van de intervenant moet de opsporing, analyse en verwerking van aangetroffen sporen tot doel hebben. Dus zijn gezondheidsberoepsbeoefenaars wier functie een ander doel heeft, uitgesloten. Met name de personen die handelen op een plaats delict om zorg te verstrekken.

De arts van een gemedicaliseerde ziekenwagen die op een plaats delict handelt om zorg te verstrekken, is dan ook geen intervenant in de zin van de voornoemde wet van 22 maart 1999.

3° De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer [1] is voorstander van een procedure voor de 'verplichte' registratie van de DNA-profielen van de intervenanten.

De nationale raad meent dat dus alleen de artsen die handelen binnen een opdracht of functie met criminalistisch doel (forensische arts, lid van een instituut voor criminalistiek en criminologie, gerechtelijk deskundige, enz. ), betrokken kunnen zijn.

[1] Sinds 25 mei 2018 is de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (CBPL) de Gegevensbeschermingsautoriteit geworden.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.