Guidelines voor zorgverleners: de kloof tussen theorie en praktijk blijkt te groot, al gebruiken velen ze geregeld. Dat kan onder meer veranderen door gepaste apps en tools en een meer uitgebreide samenwerking tussen experts in methodologie - zoals het KCE - en wetenschappelijke verenigingen, luidt het.
Het KCE, dat zelf ook guidelines ontwikkelt, voerde hierover in september 2016 een enquête bij 2500 Belgische zorgverleners (artsen, verpleegkundigen, vroedvrouwen en kinesitherapeuten). Daaruit blijkt dat 87% van de artsen, 68% van de kinesitherapeuten, 67% van de verpleegkundigen en 61% van de vroedvrouwen regelmatig guidelines gebruiken. Toch vinden velen van hen het niet evident om ze terug te vinden als ze die nodig hebben.
Waarom tegen guidelines?
Om het gebruik van de richtlijnen in de dagelijkse praktijk te vergemakkelijken, moeten de druk bevraagde zorgverleners gemakkelijk leesbare samenvattingen en ‘beslisbomen’, enz. aangereikt krijgen. Hier biedt moderne technologie zoals apps, een opportuniteit. Daarom lanceerde het KCE in januari 2017 trouwens een app, om te bepalen welke testen best (niet) worden uitgevoerd bij een patiënt vóór een operatie).
Het neusje van de zalm zijn de evidence-linkers: pop-ups die in het elektronisch medisch dossier verschijnen wanneer de patiënt bepaalde medische kenmerken vertoont. Informatie op maat op het juiste moment als het ware.
Ook tools die de communicatie tussen zorgverlener en patiënten vergemakkelijken, zijn nuttig. Ze helpen hen om de behandelopties met elkaar te bespreken, zodat er een ‘shared decision’ kan worden genomen. Zo blijft ook het klinisch gevoel meespelen van de zorgverlener, net als het luisteren naar zijn patiënt.
Vertrouwen in de auteurs
Een andere cruciale factor is het vertrouwen in de organisatie die ze ontwikkelt. Zorgverleners gebruiken vooral richtlijnen van hun eigen instelling of wetenschappelijke vereniging (lokaal, nationaal of internationaal). Dit wordt ook bevestigd door de KCE-enquête.
Een evolutie naar een meer uitgebreide samenwerking bij het opstellen van richtlijnen tussen experts in methodologie (zoals het KCE) en de wetenschappelijke verenigingen zou daarom interessant zijn.
Globaal plan voor meer coherentie
Terwijl de KCE-studie werd uitgevoerd, besliste minister Maggie De Block om een globaal plan te lanceren dat een en ander overkoepelt om tot een coherent netwerk te komen. Vandaag zijn er talrijke auteurs van richtlijnen en is er, ondanks de doorgaans goede kwaliteit van de aanbevelingen, een gebrek aan coherentie. Het toekomstige plan kan zich aansluiten bij wat al bestaat.
EBMPracticeNET, gefinancierd door het Riziv, centraliseert de Belgische en richtlijnen en de buitenlandse richtlijnen die aan de Belgische context werden aangepast. De aanbevelingen worden daarbij geïntegreerd in de EMD's (contextual aids, evidence linkers). Het is voor alle zorgverleners in België, maar tot nu toe bijna uitsluitend gericht op de huisartsen.
Het KCE kan weer aan de slag om de weg te plaveien naar het plan met een voorbereidende studie. De eerste resultaten worden verwacht in juni 2017, maar ze beïnvloedden al het verloop en de conclusie van het huidige onderzoek.