In België is het tellen van de endotheelcellen van het hoornvlies (ECC) een standaard onderzoek vóór cataractoperaties, maar de bijbehorende kosten en het gebruik zijn de afgelopen jaren fors gestegen. Daarom heeft het Riziv het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) gevraagd om het nut en de kosteneffectiviteit van ECC te onderzoeken. Uit de studie blijkt dat België het onderzoek veel vaker toepast dan omliggende landen en dat dit niet altijd wetenschappelijk onderbouwd is.
Jaarlijks ondergaan ongeveer 150.000 Belgen een cataractoperatie, die over het algemeen veilig en effectief is. Echter, een zeldzame complicatie van deze ingreep is hoornvliesoedeem, wat kan leiden tot slechter zicht of een hoornvliestransplantatie. ECC wordt gebruikt om vóór de operatie de gezondheid van het hoornvlies te beoordelen, met als doel risico’s te identificeren.
Uit de analyse van het KCE blijkt dat in België bij 68% van de cataractpatiënten ECC wordt uitgevoerd (terwijl dit percentage in buurlanden veel lager ligt (10-20% in Frankrijk en minder dan 10% in Nederland). Internationale richtlijnen bevelen ECC doorgaans niet aan, behalve bij patiënten met bekende hoornvliesaandoeningen. Het KCE stelt dat routinematig ECC-onderzoek bij cataractoperaties weinig toegevoegde waarde heeft en niet bijdraagt aan betere uitkomsten of minder complicaties. Dit frequente gebruik is dus niet gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en leidt tot onnodige kosten, luidt het.
Als reden voor het veelvuldig gebruik geven de Belgische oogartsen aan dat ze een ECC uitvoeren om de screening op hoornvliesaandoeningen te verbeteren, de patiënt zo goed mogelijk te informeren et eventueel de chirurgie aan te passen. Hoewel een ECC gelukkig geen risico’s voor de patiënt meebrengt, zorgt het gebruik ervan voor aanzienlijke - en stijgende - uitgaven voor de ziekteverzekering en de patiënten.
Terugbetaling herzien
Daarom adviseert het KCE om de terugbetaling van ECC te herzien. Terugbetaling zou moeten worden beperkt tot patiënten met bewezen risicofactoren of specifieke hoornvliesaandoeningen.
Een andere optie zou een forfaitaire terugbetaling voor cataractchirurgie zijn, met daarin een klein bijkomend bedrag voor ECC overeenkomend met het percentage bij wie ECC wel zin heeft, en dus niet voor iedereen. Het is dan aan de oogarts om de patiënten te selecteren die er echt baat bij hebben.
Ook wordt aanbevolen om nieuwe richtlijnen en wetenschappelijk onderzoek te ontwikkelen om het gebruik van ECC beter te onderbouwen en te standaardiseren. Hierdoor kunnen kosten voor zowel de ziekteverzekering als de patiënt worden teruggedrongen zonder afbreuk te doen aan de zorgkwaliteit.