Vijftien jaar na het in voege treden van de patiëntenrechtenwet kan het nog een stuk beter met de informatie over de mogelijke therapeutische alternatieven en met de bedenktijd van de patiënten, zo stelt de Orde der artsen.
Na een jarenlange voorbereiding zag de wet van de rechten van de patiënt het licht in 2002. In mei 2017, vijftien jaar later, schetste de Orde der Artsen een stand van zaken in een advies van de nationale raad, een advies over de “beginselen betreffende het doel en de wijze van het informeren van de patiënt over zijn gezondheidstoestand en de verstrekte zorg”.
Voor professor dr. Jean-Jacques Rombouts, vicevoorzitter van de Orde der artsen, heeft de wet het mogelijk gemaakt om patiënten beter te kunnen informeren. “Vandaag zijn artsen gewend aan het ‘informatierecht’, ze werken er al vijftien jaar mee. Jonge artsen kennen het recht op informatie en oudere artsen hebben geleerd wat ze moeten leren voor hun praktijk.”
Maar de professor meent dat er nog een aantal verbeteringen overwogen kunnen worden. “De tijd nemen om de patiënt zo goed mogelijk te informeren over de therapeutische opties en alternatieven en hem de nodige bedenktijd geven voor een chirurgische ingreep bijvoorbeeld. Een patiënt moet kunnen nadenken en beslissen met kennis van zaken. En hij moet vooral tijd hebben om al die informatie en de implicaties ervan te verwerken. Op dat vlak kan het zeker beter.”
In het advies van de Orde staat dat “het juist inlichten een onmogelijke onderneming kan lijken gezien de uitgebreidheid van de wetenschap, de eindeloze situaties, de eigen subjectiviteit van de patiënt en het tijdgebrek. De beste handelwijze bestaat er in, door houding en betoog, de mogelijkheid open te laten voor de patiënt dat de informatie herhaald of vervolledigd wordt”.
Multidisciplinariteit: een moeilijkheid
Op vijftien jaar tijd is de geneeskunde geëvolueerd. Meer gepersonaliseerd. En voor heel wat pathologie is een multidisciplinaire aanpak aangewezen. Dat alles heeft implicaties voor het contact met de patiënt. Mevrouw Anne-Sophie Sturbois, licentiaat in de rechten en griffier in de Nationale Raad van de Orde der artsen, stelt dat het informeren van het grootste belang is omdat het om ‘informed consent’ gaat. “Vaak wordt de patiënt behandeld door een team en niet door een enkele arts. Maar de communicatie en de ‘boodschap’ is niet noodzakelijk dezelfde wanneer er een gebrek is aan overleg en dialoog tussen de betrokkenen.”
De wet werd destijds niet opgesteld met behandelingen door een multidisciplinair team voor ogen. “Maar in de praktijk worden beslissingen steeds vaker genomen door een team.” En dat aspect mag niet uit het oog verloren worden wanneer de wet geëvalueerd wordt.
“Binnen een multidisciplinair team dienen de zorgcoördinatie en het overleg tussen de beroepsbeoefenaars ook betrekking te hebben op de informatie die aan de patiënt gegeven wordt”, zo luidt het in het advies van de Orde. “Dit niet alleen met het oog op coherentie, maar ook om duidelijk te bepalen door wie de informatie aangebracht is. Dat vereist een patiëntendossier dat op een passende wijze bijgehouden en vervolledigd wordt. De correcte en bijgewerkte informatie meedelen aan de collega’s en aan het team is onontbeerlijk om de patiënt op coherente en relevante manier te informeren.”
Een groot probleem voor artsen is en blijft de ‘onbekwame patiënt’ (feitelijk of van rechtswege). “Dat maakt alles nog meer ingewikkeld. De arts moet in zulke gevallen een goede vertegenwoordiger van de patiënt vinden en rekening houden met de gezondheidstoestand van de patiënt”, aldus mevrouw Sturbois.
Bij wijze van besluit stelt prof. Rombouts dat hij zich bewust is van het feit dat de samenleving evolueert. “We evolueerden van paternalisme naar partneriaat, een evolutie waar de wet toe bijgedragen heeft.” En niemand die er aan twijfelt dat er de komende decennia nog meer zal veranderen.