In de zaak van de euthanasie van Tine Nys in 2010 heeft de correctionele rechtbank van Dendermonde zich opnieuw gebogen over de vraag of de uitvoerende arts Joris Van Hove een schadevergoeding moet betalen aan de nabestaanden. Het Grondwettelijk Hof oordeelde eind vorig jaar dat een bepaling van de euthanasiewet ongrondwettig is. "Het is duidelijk dat er geen wettelijke basis is tegen mijn cliënt", pleitte Walter Van Steenbrugge, de advocaat van Van Hove. "Dat is uw mening", stelde de rechtbankvoorzitter.
De 38-jarige Tine Nys kreeg op 27 april 2010 euthanasie op basis van psychisch lijden. Het onderzoek startte nadat één van de zussen van de vrouw klacht met burgerlijke partijstelling had ingediend. Het gerecht onderzocht de zaak maar de Procureur des Konings in Dendermonde vorderde de buitenvervolgingstelling. De raadkamer in Dendermonde oordeelde in 2016 om de drie betrokken artsen buiten vervolging te stellen, maar de burgerlijke partij ging daartegen in beroep.
Het parket-generaal vroeg daarna ook de verwijzing en de Gentse kamer van inbeschuldigingstelling besloot uiteindelijk eind 2018 om de drie artsen te verwijzen naar het Gentse hof van assisen voor vergiftiging. Het was de eerste keer dat artsen zich daarvoor moesten verantwoorden sinds de inwerkingtreding van de euthanasiewet in 2002. Volgens het openbaar ministerie werden de voorwaarden van de euthanasiewet niet nageleefd. Joris Van Hove gaf Tine Nys de dodelijke inspuiting en moest zich verantwoorden als uitvoerende arts.
Het hof van assisen had in de nacht van 30 op 31 januari 2020 de drie artsen vrijgesproken. Het openbaar ministerie besliste om geen eis tot cassatie in te stellen, wat betekende dat de strafrechtelijke vrijspraak van de artsen niet meer ongedaan kon gemaakt worden. De burgerlijke partij, de familie van Tine Nys, had wel cassatieberoep aangetekend. Het Hof van Cassatie besliste dat er een nieuw proces moest komen voor Van Hove, omdat zijn vrijspraak onvoldoende gemotiveerd werd.
De zaak werd toegewezen aan de correctionele rechtbank van Dendermonde, die de zaak opnieuw behandelde, maar uiteindelijk besloot om een prejudiciële vraag te stellen. De rechtbank vroeg onder meer of de euthanasiewet, die de voorwaarden geeft waaraan een arts die euthanasie toepast moet voldoen om geen misdrijf te plegen, de grondwet schendt doordat elke schending van de euthanasiewet een inbreuk betekent op de strafwet. De rechtbank wou daarbij weten of er een onderscheid kon gemaakt worden tussen een schending van een inhoudelijke voorwaarde (zoals het zich verzekeren van het aanhoudend fysiek of psychisch lijden van de patiënt) en de schending van een procedurele voorwaarde zoals de administratie.