In het licht van de besparingen op de gezondheidszorg had Bvas een paar weken geleden al geargumenteerd voor individuele deconventionering. Het syndicaat omschreef een aantal categorieën van artsen die het best konden overwegen of het voor hen niet zinvol zou zijn uit de conventie te stappen. Op dinsdag 13 december kwamen er nog een aantal categorieën bij. Dat was een communicatie “van het laatste uur” – zoals Bvas het zelf formuleerde –, want een opzegging kon ten laatste op 14 december bij het Riziv worden ingezonden.

We kenden al enkele van de criteria die de Bvas naar voren had geschoven om deconventionering te overwegen. Ze betroffen de volgende categorieën artsen:

• artsen die in 2015 niet de vereiste minimumactiviteit hebben bereikt om recht te hebben op het sociaal statuut;
• artsen die hun pensioen hebben opgenomen maar nog werken en door een hiaat in de pensioenwet geen recht meer hebben op het sociaal statuut;
• artsen die niet akkoord gaan met de inhouding van 2/3 van de index door de regering, en daarom de tarieven van het akkoord van 22 december 2015 niet meer wensen te respecteren. 

De criteria die Bvas op 13 december aan het lijstje toevoegde, betroffen uitsluitend de specialisten. Het syndicaat herinnert eraan dat er nomenclatuurwijzigingen moeten worden doorgevoerd om de afgesproken besparing te realiseren. Maar omdat het nog maanden zal duren voor die nomenclatuurwijzigingen in het Belgisch Staatsblad verschijnen, heeft de medicomut beslist om vanaf 1 januari 2017 de waarde van de sleutelletter van de betrokken verstrekkingen te doen dalen. Op die manier kunnen de beoogde besparingen hoe dan ook worden gerealiseerd in 2017.

In zijn communiqué somt het syndicaat de betrokken verstrekkingen op. Het gaat bijvoorbeeld om de inspanningsproef, het transthoracaal echografisch bilan, cardiotocografie, PCI, enzovoort.