Het blijft een oud zeer: de autopsieratio ligt laag in België. Zo blijven gecamoufleerde dodingen onontdekt. Ook op de juiste doodsoorzaak wordt nogal eens gegokt door huis- en spoedartsen. Het huidige systeem werkt alles behalve praktisch en afdoend, commentarieert prof. Wim Van de Voorde (forensische geneeskunde KU Leuven). foto (c) Rob Stevens KU Leuven
“Geregeld worden overlijdens onderzocht door huisartsen met wachtdienst en spoedartsen die de patiënt niet kennen. Zij moeten over de doodsoorzaak beslissen volgens hun buikgevoel”, zegt hij. “Ze voelen zich ook zeer onwennig, niet opgeleid. Niet dat men artsen uitsluitend moet opleiden om sterfgevallen te onderzoeken. In eerste instantie moeten ze de levenden helpen, maar een systeem om overlijdens te laten checken bij twijfel, is broodnodig.”
Remmen
De huidige remmen op het systeem zijn velerlei. Zo worden artsen niet eens op de hoogte gebracht van de autopsieresultaten. Dat behoort tot het onderzoeksgeheim. Maar zo verliezen ze voeling met de problematiek. Huisartsen die bij hun patiënten de dood vaststellen, doen dat meestal in een familiale context waarin het hen zeer moeilijk valt om de familie te confronteren met politie bij een ongewoon overlijden. “Af en toe ontdekken we toch een gecamoufleerde doding: onlangs nog bij een verhanging op het eerste gezicht, maar eigenlijk betrof het een strangulatie. Mocht de arts wettelijk verplicht worden om enkel een verklaring van (ongewoon) overlijden af te leveren en dat te melden, dan vermijdt hij sociale druk tegen een politie-onderzoek onder de dekmantel dat de wet hem dat oplegt.”
Toevalstreffers
België kent een zwak juridisch systeem om de dood aan te melden en te onderzoeken. Zo stuit Van de Voorde geregeld op ‘toevalstreffers’ in zijn werkgebied Limburg en Vlaams-Brabant. In Limburg is sinds een jaar of twee een richtlijn van kracht die zegt dat alle ongewone sterfgevallen naar de politie vertaald moeten worden als verdacht overlijden. En dat bij dergelijke overlijdens een wetsarts met kennis van zaken samen met iemand van het gerechtelijk lab en de tactische recherche het sterfgeval moeten checken. “Op die twee jaar is ongeveer de helft van de dodingen per toeval ontdekt door de grotere alertheid”, licht prof. Van de Voorde toe. De richtlijn leidt dus al tot een verhoogde ontdekkingsgraad, zelfs zonder goede wet.
Van de Voorde ziet wel wat in de wiegendoodwet als voorbeeldregeling. Bij elk kind jonger dan anderhalf jaar dat plots zonder verklaring komt te overlijden, moet de arts immers een centrum voor wiegendood inlichten, gevolgd door een uitwendig onderzoek en een autopsie door de patholoog anatoom van het centrum. “Eigenlijk moeten alle onverwachte overlijdens automatisch onderzocht worden. Zoals in de VS.” Wetsvoorstellen in die zin haalden bij ons evenwel niets uit.