De nationale raad van de Orde checkte of het deontologisch gerechtvaardigd is dat een specialist enkel nieuwe patiënten aanvaardt mits doorverwijsbrief van de huisarts. Soms kan dat van de Orde als dat de specialist goed uitkomt en als het in het belang is van een kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt.
Aanleiding was de bezorgdheid van sommige specialisten na het artikel “Eerst bloedtest voor je naar specialist mag” (Het Nieuwsblad van 25 oktober 2018). Dat had te maken met de lawine van bloedtestaanvragen van patiënten die op basis van eigen onderzoek (via internet,…) voor zichzelf een diagnose stellen en rechtstreeks een specialist raadplegen. Zo worden sommige specialisten overbevraagd en hebben ze onvoldoende tijd voor patiënten van wie de gezondheidstoestand hun hulp vereist.
Een overbevraagde en overbelaste arts riskeert bovendien gezondheidsproblemen, waardoor hij terechtkomt in een situatie die niet bevorderlijk is voor de zorgkwaliteit.
Lat hoger
Om tegemoet te komen aan deze problematiek, zijn sommige specialisten vragende partij om bepaalde voorwaarden tot raadpleging in te voeren. Een van deze voorwaarden kan erin bestaan dat de specialist een patiënt slechts aanvaardt voor een eerste consultatie mits die een doorverwijsbrief van de huisarts kan voorleggen.
Mits eerbiediging van de regels van de medische deontologie, bepaalt de specialist zelf hoe hij zijn praktijk organiseert.
De Orde laat dus een dergelijke werkwijze via een doorverwijsbrief toe in bepaalde gevallen, om zorgkwalitieve redenen en met respect voor de redelijke termijn en de zorgcontinuïteit. De specialist kan dan meer tijd besteden aan patiënten die hulp nodig hebben binnen zijn specialisme en patiënten hoeven zich niet nodeloos te verplaatsen.
Bovendien: de wetgever geeft incentives om in eerste instantie de gmd-houdende huisarts te consulteren alvorens een afspraak te maken bij een arts binnen bepaalde specialismen. Zo geniet de patiënt van een vermindering van het remgeld indien hij door de gmd-houdende huisarts verwezen wordt naar sommige specialismen.
Er is dus geen deontologisch bezwaar tegen de beslissing van een arts-specialist om zijn praktijk op dergelijke wijze te organiseren in het belang van een kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt.
Dit advies brengt de vrije artsenkeuze van de patiënt niet in het gedrang, besluit de Orde.