Bijna 700 dokters namen deel aan het groot onderzoek UAntwerpen. Net na de eerste golf had 5% van de Vlaamse huisartsen antistoffen tegen SARS-CoV-2. Na de tweede golf was dit percentage meer dan verdubbeld. Voor de start van de derde liep dat op tot bijna 90% door vaccinatie en had ruim 80% antistoffen. In Brussel en Wallonië werden ze harder getroffen wegens minder snel gevaccineerd.
Deze en andere resultaten komen uit groot wetenschappelijk onderzoek, een samenwerking van academische centra voor huisartsgeneeskunde, eerst van Vlaanderen en vervolgens ook van Brussel en Wallonië met Sciensano, gecoördineerd vanuit UAntwerpen.
Huisartsen staan ook in de frontlinie tijdens de COVID-19-uitbraak, verlenen in de eerste lijn zorg aan de meeste patiënten, beheersen mee de druk op de ziekenhuizen (de tweede lijn), maar zijn vaak minder beschermd dan andere zorgverleners in de frontlinie. Van deze laatsten en van de algemene bevolking is vaak geweten hoeveel er besmet geraakten, maar veel minder van de eerstelijnszorgverleners.
Daarom zette professor Samuel Coenen met financiële steun van UAntwerpen een cohortonderzoek op om na te gaan in welke mate huisartsen en andere eerstelijnszorgverleners in hun praktijk besmet geraakten met SARS-CoV-2. De eerste resultaten van dit onderzoek staan nu online.
Vergelijkbaar met bloeddonoren
Met de steun van Domus Medica en de andere Vlaamse academische centra voor huisartsgeneeskunde (UGent en KU Leuven) konden op het eind van de eerste golf ruim 700 deelnemers gerekruteerd worden die bereid waren om op regelmatige tijdstippen (op het einde van juni, september, oktober, november en december 2020) een vingerprikbloedstaal te leveren op een bloedkaartje en deze ‘dried blood spots’ (DBS) terug te sturen voor analyse.
Voor de bepaling van de antistoffen konden de onderzoekers een beroep doen op een test ontwikkeld door Joachim Mariën en professor Kevin Ariën van het Instituut voor Tropische Geneeskunde en op steun vanuit het Europese RECOVER-project van professor Herman Goossens.
Bijna 700 deelnemers (n=698) stuurden tenminste één DBS terug, meer dan 600 (n=604) stuurden een DBS terug voor meer dan drie meetmomenten. De cohorte bestond vooral uit huisartsen (n=641).
“Het percentage deelnemers met antistoffen was met 5% erg vergelijkbaar met dan van bloeddonoren oftewel de algemene bevolking (5%), maar lager dan bij zorgverleners in het ziekenhuis (9%), en het bleef stabiel tot eind september,” licht Dr. Mariën de resultaten toe in vergelijking met gegevens van Sciensano. “Vanaf oktober nam het percentage met antistoffen aanzienlijk toe tot 13% in december. Ook toen was er geen significant verschil met het percentage bij bloeddonoren.”
Regionale verschillen
Vanaf december kon het onderzoek dankzij Sciensano uitgebreid worden naar huisartspraktijken in heel België in samenwerking met academische centra voor huisartsgeneeskunde in Wallonië en Brussel (ULiège en VUB) en steun van het Collège de Médecine Générale. De DBS werd vervangen door een sneltest die Scienano had gevalideerd, zodat de nu meer dan 3000 deelnemers meteen ook zelf weten of ze antistoffen hebben.
De resultaten van de eerste drie meetmomenten (op het einde van december, januari en februari) staan ondertussen op het Sciensano-dashboard en tonen opvallende regionale verschillen met een zeer grote precisie.
“Zo blijkt dat na de tweede en voor de derde golf eerstelijnszorgverleners in de huisartspraktijk in Brussel en Wallonië veel harder getroffen waren door de uitbraak van SARS-CoV-2 en dat ze sinds de start van de vaccinatiecampagne minder snel gevaccineerd werden dan hun Vlaamse collega’s”, legt prof. Coenen uit.
“Bij Vlaamse eerstelijnszorgverleners in de huisartspraktijk was de vaccinatiegraad (minstens één dosis) eind februari al bijna 90% en had ruim 80% al antistoffen tegen SARS-CoV-2, terwijl deze percentages in Wallonië respectievelijk 75% en 70% en in Brussel 70% en 60% waren.”
De nationale studie (CHARMING: Coronavirus HuisARtsenpraktijk MédecINe Générale) hoopt haar ruim 3000 deelnemers nog tot eind 2021 te kunnen opvolgen en zo onder andere de levensduur na te gaan van antistoffen tegen SARS-CoV-2, opgewekt door infectie en vooral vaccinatie.