Recent advies van de Nationale Raad van de Orde der Artsen beantwoordde de vraag of artsen schoonheids- en gezondheidsproducten mogen verkopen die géén geneesmiddelen of medische hulpmiddelen zijn.
De Raad beklemtoont dat een arts zich binnen de zorgrelatie strikt beperkt tot het beoefenen van de geneeskunde, zoals bepaald in de wet en de medische deontologie. De verkoop van producten — ongeacht hun aard — past niet binnen deze professionele context.
Buiten zijn of haar medische praktijk staat het de arts uiteraard vrij om andere professionele activiteiten te ontplooien. Daarbij is het cruciaal dat een duidelijke scheiding wordt aangehouden tussen de medische en niet-medische activiteiten. Deze scheiding moet voldoende transparant zijn om elke verwarring bij patiënten of derden te vermijden over de aard van de aangeboden diensten of producten.
Daarnaast moet de arts te allen tijde vermijden dat zijn of haar therapeutische keuzes in twijfel worden getrokken. De aanbeveling van een behandeling moet uitsluitend gebaseerd zijn op het belang van de patiënt — en mag dus nooit beïnvloed worden door persoonlijk financieel voordeel.
Voor wat betreft de verkoop of verstrekking van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen verwijst de Raad naar artikel 34 van de Code van Medische Deontologie en de bijhorende toelichting.