Bij de besprekingen over het financieringsmechanisme van de artsensyndicaten - die door de lage verkiezingsdeelname een flink deel van hun budget zagen verdwijnen - werd geopperd om de put vanaf 2021 geleidelijk te dempen en een nieuwe balans op te maken bij de volgende syndicale verkiezingen.
Pro memorie: de artsensyndicaten worden gefinancierd met een vast bedrag per stem, maar de lage deelname aan de recentste artsenverkiezingen leek de artsensyndicaten de das om te doen, al waren er toen verzachtende omstandigheden.
Alvast voor 2019 werd met minister De Block overeengekomen om het huidige financieringsbedrag ongewijzigd te laten. In principe zou evenwel bij de toepassing van de nieuwe verdeelsleutel in 2020 de financiering van de syndicaten met 350.000 euro teruggeschroefd worden, een harde noot om te kraken. Daarom gingen stemmen op om de financiering via een andere pot te laten verlopen, legt dr. Moens (Bvas) uit.
"Een denkspoor was om hiervoor een stuk af te nemen van de honoraria, wat op de totale honorariummassa geen enorme invloed heeft. De 40.000 artsen in kwestie zullen er nauwelijks wat van voelen. Nadeel is wel dat je dan die artsen bestraft die hun stem niet uitbrengen", beseft dokter Moens. "Wat we zeker niet willen, is die 350.000 euro uit de index halen voor de financiering van de syndicaten", zegt hij stellig.
Streefdoel is toch om de financiële klap geleidelijk op te vangen door op een of andere manier vanaf 2021 het verschil bij te passen. Dat zou gespreid worden van 2021 tot 2023, waarbij elk jaar dan het gekrompen bedrag met 100.000 euro verhoogd wordt. Om dan bij de volgende syndicale verkiezingen de balans weer op te maken. Wordt ongetwijfeld vervolgd.