De coronapandemie heeft aangetoond dat op tijd plannen maken en praten over de toekomstwensen erg belangrijk is voor de bewoners van de woonzorgcentra. In haar doctoraatsonderzoek over vroegtijdige zorgplanning aan de Vrije Universiteit Brussel ontwikkelde onderzoekster Joni Gilissen een implementatietraject om een persoonlijk plan te maken voor de individuele, toekomstige verzorging van de bewoners.
Tijdens de eerste golf van COVID-19 laaide de discussie op over het al dan niet opnemen van bewoners uit de woonzorgcentra in de ziekenhuizen. Een discussie die vaak buiten de woonzorgcentra gevoerd werd, maar in haar doctoraatsonderzoek stelt Gilissen dat het nog belangrijker is te weten wat de bewoners zelf wensen in een dergelijke situatie.
"Vroegtijdige zorgplanning gaat over jezelf, je familie en zorgpersoneel voorbereiden door voorafgaand goed te praten over wie je bent en wat je voorkeuren zijn: het al dan niet nog opnemen in het ziekenhuis, of je nog aan een beademingsapparaat wilt, enzovoort. Het maakt plannen van de zorg gemakkelijker, zeker in het geval van een crisissituatie", zegt VUB-onderzoekster Gilissen.
Het is voor het personeel van de woonzorgcentra niet altijd even makkelijk om die gesprekken over de wensen van de bewoners te voeren. Daarom ontwikkelde Gilissen samen met verschillende stakeholders een implementatietraject voor woonzorgcentra, waarbij personeel getraind en ondersteund werd bij het uitvoeren van vroegtijdige zorgplanning. In veertien grote WZC werd het programma getest. Met name in functie van de tweede golf van COVID-19 moet het bespreken van de zorgwensen volgens Gilissen een dagdagelijkse realiteit worden, maar "dat vereist op zijn minst toch wat ondersteuning vanuit het beleid", besluit ze.